Komt bliksem uit de lucht of uit de grond?
Veel mensen zijn bang voor bliksem, maar eigenlijk is er niets om bang voor te zijn. Als je rustig naar bliksem kijkt is het juist heel erg mooi om te zien. Bovendien is de kans dat je door de bliksem getroffen wordt veel kleiner dan bijvoorbeeld de kans dat je de staatsloterij wint.
Bliksem ontstaat tussen een positief gebied en een negatief gebied. Positieve en negatieve krachten trekken elkaar aan. Bij warm, vochtig weer stijgt de lucht vanaf de aarde snel op. De opstijgende lucht koelt hierbij sterk af en vormt een wolk. In de wolk bevriezen de waterdruppeltjes. De koude lucht en de ijsdeeltjes zakken naar beneden. Ondertussen stijgt er weer nieuwe warme lucht op. Koude ijsdeeltjes en warme waterdruppels wrijven en botsen steeds tegen elkaar. Op deze manier wordt de onweerswolk langzaam elektrisch geladen.
Bliksem ontstaat ten eerste tussen de aarde en een wolk. In de meeste onweerswolken is er onderin een negatief gebied, de aarde is een positief gebied. Als de spanning echt hoog is, schiet er eerst een soort verkennende flits uit de wolk. Die flits baant zich een gloeiend heet pad door de lucht. Eenmaal bij de aarde stroomt de elektriciteit via dit pad vanaf de grond naar boven. Dat is de terugslag. De eerste flits en de terugslag gaan zo snel dat je hersenen dat niet opmerken. Jij ziet het gewoon alsof het één flits is!
Maar ook vanuit het negatieve gebied in de wolk gaan er diverse ontladingen naar het positieve gebied bovenin de wolk. Dit heet weerlicht. Je ziet dan de lichtflits alleen langs de hemel schieten.
Meestal slaat bliksem in een hoog punt in: een kerktoren of een elektriciteitsmast. Het hoogste punt zit immers het dichtste bij de negatieve lading! Maar maak je maar geen zorgen: heel veel hoge gebouwen hebben tegenwoordig bliksemafleiders. Als de bliksem hier terecht komt, voert de afleider de bliksem, via een stalen draad, veilig naar de grond! Zo ontstaat er geen schade aan het gebouw.
copyright: Willem Wever